EERSTE NAAM

In mijn jonge jaren, toen er nog niet zoveel winkels en merkgoederen waren, was het de gewoonte om een heren onderbroek aan te duiden met ‘jockey’. Al was deze van een ander merk. Intussen maakt Jockey ook gewone kleding, terwijl de oude aanduiding niet meer wordt gebruikt. Mannen dragen tegenwoordig ook eerder een boxer dan een bikinibroek.

Toch ben ik van overtuigd dat een ander Amerikaans ondergoedmerk de markt hier eerder had veroverd. ‘Fruit of the Loom’ is voor de consument met een lager budget, maar de naam is gewoon te lang (en niet hip genoeg). Hetzelfde met chloor. Moet je opletten hoe schoonmaaksters een bleekmiddel aanduiden: met ‘Jav’ en niet met de lange 'Chlorox'. Een korte naam ligt nu eenmaal prettiger in de mond.

Later hoorde ik de moeders vaak praten over ‘pampers’ verwisselen. Waarschijnlijk waren de eerste wegwerpluiers die werden geïmporteerd van het merk Pampers, geproduceerd door Procter & Gamble.

Een ander ingeburgerd woord is ‘soft’, afgekort van het Engelse woord softdrink. Toen ik voor het eerst naar Nederland ging, moest ik als Surinamer ook erg wennen aan het woord ‘fris’, afgekort van het Nederlandse woord frisdrank. Ik maakte me nooit druk over de werkelijke betekenis van soft, terwijl fris mij niet zo aangenaam klonk in het koude kikkerland. Tot nu toe betekent soft voor mij frisdrank, al is de uitwerking echt niet zo ‘zacht’ door de lading suiker.

En zo heb je van die taal- en woord verwarringen die in de loop der tijden gewoon zijn ingeburgerd. Ik heb het over woorden die hier gewoon dagelijks worden gebruikt, maar die voor de buitenlander totaal verkeerd in de oren klinkt. Gelukkig dat we hier geen Indonesiërs krijgen als toeristen. Let wel: het gaat hier om de burgers van het land Indonesië die de officiële taal, het Bahasa Indonesia, spreken.

Het minieme aantal dat we hier krijgen, komt als diplomaat voor de ambassade of als contractarbeider voor de hout- en vissector. De verwarring wordt hun gauw duidelijk gemaakt door de collega’s die het al weten. In het Bahasa Indonesia bestaan namelijk drie woorden voor rijst: padi, beras (ongekookt rijst in verpakking) en nasi (gekookt rijst in de pot). Je begrijpt dan dat ze vreemd opkijken wanneer we nasi bestellen. Iedereen in Suriname weet wat nasi is, maar voor de Indonesiër betekent dit gewoon wit gekookt rijst. Voor hun is nasi goreng pas gebakken rijst, maar voor het gemak noemen we het ‘nasi’. Daarentegen klinkt bami (zonder goreng) niet vreemd. Bami wordt altijd gebakken - mits in een soep gebruikt. 

In de transportsector merk je ook het gemakzucht met woorden zoals ‘noahbusje’ en ‘vitzje’. Iedereen weet wat je bedoelt. Net zoals het woord Tipp-Ex in plaats van correctie inkt.


Niet alleen in de bewoonde wereld maar ook in het bos heeft men de gewoonte om dingen aan te duiden met het eerste merk. Andreas Stihl in Duitsland zou zich zeer vereerd voelen wanneer hij wist dat we in Suriname het woord ‘stiel’ gebruiken voor kettingzaag.

Maar de grootste bron voor woord verwarring, -inkorting en slang  (lees: sleng) ligt in de goudsector. Surinamers, Brazilianen, Dominicanen en wie weet wie nog meer daar werken, maken van hun talen een mengsel van woorden die zij alleen begrijpen. Een voorbeeld is 'Stoelie' voor Stoelmanseiland. Helaas ken ik niet meer voorbeelden. Daarvoor zou ik een tijdje in dat wereldje moeten verblijven.

Popular posts from this blog

BATAVIA, EEN REIS OM PETRUS DONDERS

EI, BLOM EN BOTER (Company Journey)

CHINESE IMMIGRANTEN TOEN EN NU

DAG 1 - BAPAK SAPTO LAN KANCA TILIK NICKERIE